Het was een prachtige dag in juli, de zon scheen, de kinderen waren buiten aan het spelen.
Maar de zon prikte. “Dat word straks onweer” zei Tim. “Ja” zei Cris. “Zeg hou nu eens op met die boog van je Cris!” “*Zucht* oké oké jij je zin!” “Zullen we paard rijden?” “oké.”
Tim had een mooie hengst, bruin met zwarte manen, de naam was: Wervelwind. En Cris had ook een hengst, zwart met witte manen en een witte bles, genaamd: Blackstorm. Beiden paarden waren erg snel, vandaar de naam. En niemand anders mochten op de paarden rijden, behalve Tim en Cris. Cris en Tim besloten door het bos te gaan langs de waterval, dat was hun favorieten weggetje. Toen Cris in galop ging en haar lang rood krullende haren om haar heen wapperde dacht Tim: wou wat een mooi stoer meisje heb ik eigenlijk als vriendin. Ze is lief, ze heeft mooi haar, en mooie groenen ogen, eigenlijk zou hij zo verliefd op haar kunnen worden. Maar zij wou dat toch nog niet zij wilt vrij zijn ,nog kunnen paard rijden en boog schieten zonder dat ze weet dat ze iemand heeft waar ze ook samen mee moet zijn. Later zou hij het vragen als ze een jaar of twintig waren of nog later. Zij zal nooit volwassen worden, dat wist hij nu al. Plotseling hoorden hij een donder en het begon te regenen. “We kunnen beter op huis aan” “Ja je hebt gelijk.” En zo gingen ze op weg naar huis. Maar dat ging niet vlekkeloos, het kwam met bakken uit de hemel dus werd het heel glad en konden niet in galop gaan, en daar was de eerste bliksemflits al. En nog een bliksemflits en een donder. De twee jonge kinderen waren al helemaal doorweekt. Plots wilden het paard van Cris niet meer lopen, Cris werd gedwongen af te stijgen en voor haar paard uit te lopen. Daardoor ging het nog slomer. Uit eindelijk kwamen ze aan in het dorp, helemaal doorweekt en verkleumt. Snel gingen ze naar de stallen, ze zadelde hu paarden af en wreven met stro over de huid van de paarden, tot slot gooiden de twee een deken over de paarden hun rug heen. Ze zeiden elkaar gedag, en gingen ieder naar hun eigen huis.