Het was donker, je zag geen hand voor ogen. Maar ach, Claifex zag toch niets. Hij zag altijd donker.
Hij liep tussen de bomen, struiken en bladeren door.
Vanuit een donkerder gedeelte van dit bos kwam hij. Als klein kind was hij te vondeling gelegd omdat hij blind was. Een oude vrouw had zich over hem ontfermd en zo had hij het overleefd. Nu was die oude vrouw naar de gezegende eilanden toe en moest hij alleen verder met zijn leven. De vrouw had hem verteld op zijn intuïtie te vertrouwen en op zijn oren.
Vanuit deze dagdroom ontwaakte hij toen hij een geluid hoorde, hij begon harder te lopen, goed om zich heen tastend. De doek die voor zijn ogen hing zakte een beetje naar beneden. Je zag geen ogen, nouja, je zag twee ogen die leeg waren. Zijn pupillen waren weg. Je zag alleen maar wit.
Hij had niet door dat hij bij een poort kwam tot hij er tegenaan liep.
Met een knal liep hij tegen de poort aan, hij bleef wat versuft staan en taste toen om zich heen en voelde de deur in de poort. Daarna ging hij met zijn handen naar zijn gezicht en deed de lap weer omhoog, want hij wilde niet dat iemand zijn blinde ogen zag.