Garn liep op zijn nageltjes door de struiken. Hij was aan het jagen op een veldmuis die als middagmaal diende. Hij had hem bijna kunnen pakken moest de muis de gloed van zijn vacht niet gezien hebben. Maar de muis was al vlug tevreden en dacht dat hij de kleine welp al verloren was.
Nu lag Garn weer op de loer, hij ontblootte zijn tanden en zette zich af. De kop van de muis werd meteen onder de druk van zijn poot verpletterd en hij zette in een moment ven een seconde zijn tanden in de buik. Gretig trok hij grote stukken eruit, zo had hij dat geleerd van zijn mama.
Het was al een week geleden dat hij zijn moeder uit het oog was verloren, maar gelukkig had ze hem al het hoognodige bijgebracht. Bijvoorbeeld dat hij als vuurleeuw wel kon praten, maar dat hij deze eer moest voorbehouden aan wezens die dat verdienen. Ook heeft hij geleerd dat zijn volk geschapen was om andere mensen te beschermen, eigenlijk waren ze dus afhankelijk van anderen. Een vuurleeuw zonder een begeleider is dus zeldzaam. Zijn moeder was de begeleider van een skald, zijn vader had hij nooit gekent.
Nu hij zijn veldmuis ophad was hij plan om te gaan slapen, meer eerst ging hij nog een beetje het gebied verkennen, dit hier ging zijn territorium worden. Met grote sprong doorkruiste hij het gebied tot hij in een open gebied belandde. Hij was direct teruggekeerd, want dit diende zeker niet als een goede schuilplaats, moest hij die muur niet ontdekt hebben. Nieuwsgierig zette hij het op een lopen en kwam tot stilstand bij een grote poort. Hij zag een luikje zitten maar die zat veel te hoog om hem te kunnen zien. Nieuwsgierig zette hij zijn nagels in de poort en begon er wild aan te krabben. Hij was niet bang dat de poort in brand zou schieten, zijn vuur was alleen maar gevaarlijk als hij het echt wou.